-
1 don
n. don (meneer in het spaans); (in het engels:)academist--------v. aandoen, aantrekkendon1[ don] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 Brits-Engels〉 don 〈hoofd/lid van de wetenschappelijke staf van een universiteit, voornamelijk Oxford en Cambridge〉————————don2〈werkwoord; donned〉 〈 formeel〉1 aandoen ⇒ aantrekken, opzetten♦voorbeelden: -
2 she donned her hat and coat
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский